Betrokkenheid op de werkvloer is een hot item. Gallup, een van ’s werelds meest gerenommeerde onderzoeksbureaus, constateerde dat slechts 9% van medewerkers echt betrokken is bij het werk dat ze doen. Stel, er werken 50 mensen in je organisatie, dan komt dat neer op hooguit 5 mensen. Als je dit leest, ben jij er vast een van!
Betrokkenheid van medewerkers met het werk bepaalt of een organisatie goed loopt. Ervaringen van werknemers spelen daarin een cruciale rol. Persoonlijke interacties bepalen hoe werknemers een organisatie zien en hoe ze zich over en in hun werk voelen. Betrokkenheid, ontwikkeling en presteren (performance) zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voor organisaties is het daarom van belang te weten wat maakt dat mensen zich wel / niet verbonden voelen met hun werk en zin hebben er iets goeds van te maken.
Zicht krijgen op hoe aspecten van werkbeleving met elkaar gerelateerd zijn, betekent niet meer informatie en data verzamelen en deze scherp analyseren. Tussen data en gedrag zit een behoorlijke kloof. Data kunnen houvast geven in zien hoe iets loopt, maar zeggen niets over gevoelens en gedrag. Daar zicht op krijgen gaat verder dan kijken naar uiterlijke kenmerken en discussies aan de oppervlakte. Dat draait niet om leiders die weten hoe ze organisatorisch leiding moeten geven, maar om aanvoelen en weten welke interacties voedend zijn om drijfveren scherp te houden en het beste in mensen naar boven te halen.
Er is zich een andere kijk op werken, leren en leven aan het ontwikkelen. Steeds evidenter wordt het belang dingen in samenhang te zien, in een systeem van samenwerkende netwerken. In die stroom van ontwikkelingen groeit het bewustzijn van oprechte aandacht voor bouwen aan duurzame relaties, ontdekken van patronen en zien van een grotere context.
Er is ook een trend zichtbaar dat werknemers zich meer en meer gaan opstellen als consumenten binnen hun eigen organisatie. Voor organisaties alle reden om energie te steken de juiste mensen binnen te halen en vervolgens binnen te houden. In het licht van het zojuist genoemde consumentengedrag, betekent dat managers kunnen (h)erkennen waar werknemers door gedreven worden. Gaan mensen voor uitdagend werk, voor het snelle geld, voor vrijheid en flexibiliteit of willen ze vooral zekerheid? Afhankelijk van de fase in hun leven, hun belangstelling en conditie, geven mensen een andere waarde en betekenis aan werk. Eigenlijk is dat een voortdurend krachtenspel tussen stabiliteit en wendbaarheid. Als in een dynamische dans, gedreven door schakelen en bewegen tussen uitersten.
In welke fase je ook zit en of je nu werkgever, werknemer of zzp-er bent: belangrijk is te voelen onderdeel te zijn van een groter geheel en daar vorm aan weten te geven.
In aan het werk zijn vanuit het besef dat je aan het creëren bent, huist het begrip om wat je doet te zien in samenhang met wat er in dat kader nog meer gebeurt. Of juist niet gebeurt. Een besef dat je niet zomaar iets doet, maar ergens – meestal met anderen – naartoe op weg bent. Dat bewerkstelligen vergt een holistische aanpak.
Een verandering begint bij verbeelden, je iets voorstellen. We zijn gewend dat te doen vanuit cognitieve- en emotionele intelligentie. Dat we ook onze fysieke intelligentie kunnen inzetten is minder bekend. Maar een idee in je hoofd wordt pas werkelijkheid door er actie aan te verbinden. We kunnen een probleem constateren, begrijpen en invoelen, maar zonder gerichte handelingen blijft zelfs een waardevol inzicht hangen in de gedachtewereld.
Fysieke intelligentie betekent niet alleen dat het lichaam weet wat het nodig heeft, voelt wat gaande is en iemand de signalen begrijpt die het (eigen / andermans) lichaam uitzendt. Fysieke intelligentie maakt dat we informatie kunnen vertalen naar belichaamde kennis. Dat we ook fysiek waarnemen, zijn veel mensen zich niet van bewust. We kennen natuurlijk allemaal wel het verschijnsel tastzin, maar dat we fysiek waarnemen en inleven openbaart zich bijvoorbeeld wanneer we een reactie in ons lijf voelen bij het zien van een vreselijke valpartij tijdens de Tour de France.
Hoe we het ook draaien of keren, alleen al met onze fysieke aanwezigheid beïnvloeden we de omgeving en elkaar. Soms hebben we geen woorden voor wat we ervaren, maar voelen doen we het wel. Signalen van het lichaam herkennen, ook bij anderen, maakt dat we beter begrijpen wat er aan de hand is of kunnen zien wat iemand eigenlijk wilt zeggen Wat in ons hoofd omgaat staat zodoende niet meer los van het lichaam, er is een body-mind verbinding. Als we herkennen en kunnen duiden wat we fysiek voelen, kunnen we dit gebruiken in bewust afstemmen. In de persoonlijke sfeer betekent dat, afstemmen op wat je bezighoudt en op wat je werkelijk wilt. In groter verband betekent het bijvoorbeeld afstemmen op stakeholders en (complexe) vraagstukken. En dat vervolgens omzetten in afgestemde acties.
Het maken van een choreografie draait om creërende- en structurerende ontwerpprincipes, van idee naar tastbare realiteit. In het proces komen een heleboel acties samen: wat de zintuigen waarnemen, wat het lichaam ervaart, wat de mind denkt en de intuïtie aangeeft. Een groot verschil met alle andere vormen van ontwerpen, is het bewust worden van creatiekracht met gebruik van fysieke intelligentie. We komen bij het besef van creëren en zien het belang dat in samenhang te doen. Dat is in basis de kern van het gedachtegoed ‘Choreografische creëren als strategie’, toepasbaar op vele situaties en vraagstukken in allerlei organisaties buiten de wereld van de dans.
Vind je dit een interessant onderwerp en wil je meer weten over hoe en in welke context dit toepasbaar is?
Lees het boek ‘Choreografisch creëren als strategie’.
Meer weten? Neem gerust contact met ons op.